Geschiedenis van FortiClient

De geschiedenis van FortiClient is nauw verweven met de opkomst van cyberbeveiliging en de groeiende behoefte aan veilige externe toegang. In de vroege jaren 2000, toen het internet zich snel ontwikkelde en bedrijven hun netwerken openstelden voor externe medewerkers, ontstond er een dringende vraag naar betrouwbare VPN-oplossingen. Fortinet, opgericht in 2000, speelde al snel in op deze behoefte. De eerste versies van FortiClient werden gelanceerd als een eenvoudige, maar robuuste VPN-client die was ontworpen om naadloos samen te werken met de FortiGate-firewalls van het bedrijf. Het doel was om een veilige, versleutelde tunnel te bieden voor werknemers die vanaf externe locaties toegang nodig hadden tot bedrijfsbronnen. Deze vroege focus op integratie en gebruiksgemak legde de basis voor het toekomstige succes van de software.

Naarmate het dreigingslandschap complexer werd, evolueerde FortiClient mee. Het was niet langer voldoende om alleen een veilige verbinding te garanderen; de endpoints zelf werden een belangrijk doelwit voor cybercriminelen. Fortinet erkende dit en begon met de transformatie van FortiClient van een pure VPN-client naar een uitgebreide endpoint-beveiligingsoplossing. In de loop der jaren werden nieuwe functies toegevoegd, zoals een antivirus-engine, een webfilter en een applicatie-firewall. Deze toevoegingen maakten van FortiClient een veelzijdige tool die niet alleen de verbinding, maar ook het apparaat zelf beschermde. De introductie van de Fortinet Security Fabric, een architectuur die verschillende beveiligingsproducten van Fortinet met elkaar verbindt, was een cruciale stap. FortiClient werd een integraal onderdeel van deze 'fabric', waardoor het kon communiceren met andere beveiligingslagen en een geautomatiseerde, gecoördineerde respons op dreigingen mogelijk maakte.

De opkomst van 'Bring Your Own Device' (BYOD) en de toename van mobiel werken zorgden voor nieuwe uitdagingen. Medewerkers gebruikten een breed scala aan persoonlijke apparaten om toegang te krijgen tot bedrijfsdata, wat het aanvalsoppervlak aanzienlijk vergrootte. FortiClient speelde hierop in door ondersteuning te bieden voor diverse besturingssystemen, waaronder Windows, macOS, Linux, iOS en Android. Dit zorgde voor een consistente beveiligingservaring, ongeacht het gebruikte apparaat. Tegelijkertijd werd de software verder uitgebreid met functies voor 'vulnerability scanning' en 'patch management'. FortiClient kon nu proactief zoeken naar kwetsbaarheden in software van derden op de endpoints en beheerders helpen bij het implementeren van de benodigde updates. Deze proactieve benadering van beveiliging hielp organisaties om hun risico's te verkleinen en te voldoen aan de steeds strengere compliance-eisen.

Een van de meest significante ontwikkelingen in de recente geschiedenis van FortiClient is de integratie van 'Zero-Trust Network Access' (ZTNA). In een traditioneel VPN-model krijgen gebruikers na authenticatie vaak breed toegang tot het netwerk. ZTNA hanteert een veel strenger 'never trust, always verify'-principe. Elke toegangspoging tot een applicatie wordt afzonderlijk geverifieerd, ongeacht of de gebruiker zich binnen of buiten het bedrijfsnetwerk bevindt. FortiClient fungeert hierbij als de agent die de identiteit van de gebruiker en de beveiligingsstatus van het apparaat controleert voordat toegang wordt verleend. Deze granulaire controle vermindert het risico op laterale bewegingen door aanvallers binnen het netwerk aanzienlijk. De verschuiving naar ZTNA weerspiegelt de voortdurende evolutie van FortiClient als een oplossing die zich aanpast aan de veranderende beveiligingsparadigma's en organisaties helpt om een toekomstbestendige beveiligingsstrategie te implementeren.